Sprookje
Online Chinees
Er stond een ijzig zonnetje aan de blauwe hemel, maar het zou later op de dag warmer worden. Na een sombere week krabbelde de lente weer op. Gehuld in een dikke jas stopte ik met ietwat verkleumde vingers mijn pijp, toen ik vanuit mijn ooghoek ome Arie zag. Hij fietste naderbij, stalde zijn stalen elektro-ros achter ‘ons’ bankje, nam plaats en pakte zijn pijp. “Goeiemorgen!” groetten we elkaar gelijktijdig, hetgeen nogal koddig klonk en ons beiden deed glimlachen. “Geen Joseph?” vroeg ik nogal overbodig, daar ome Arie de teckel van schoonzus Agaath nooit op de fiets meenam. “Nee, die is weer naar huis.” Hij stopte even zwijgend zijn pijp. Bij onze vorige ontmoeting had hij verteld hoe de baasjes van de teckel al ijsbadend en boomknuffelend hun relatie trachtten te redden. (zie verhaal ‘Bonsai’) De oude baas stak zijn pijp op, blies een grote rookwolk uit en vervolgde: “Het stel is weer gelukkig met elkaar. Vooral vanaf het moment dat Boudewijn stopte met de ijsbaden ging het bergopwaarts!” Daar kon ik me iets bij voorstellen. “En om het te vieren hebben wij de geliefden zondag getrakteerd op een Chinese maaltijd voor de hele familie.” Ik glimlachte, want dit typische ‘ome-Arie-gebaar’ was een waardig slot van het verhaal: eind goed, al goed!
We genoten even zwijgend van onze pijp. De haven lag er vredig en nog rustig bij. “Houdt U van Chinees eten, meneer Ype?” verbrak mijn vriend de stilte. “Ik ben er wel een liefhebber van…” antwoordde ik naar waarheid, “Hoezo dat, ome Arie?” Hij stond op, liep naar zijn fiets en haalde een paar volle plastic tasjes uit zijn fietstassen, overhandigde ze mij met de woorden: “Dan wilt u mij hier vast wel vanaf helpen.” Ik keek hem verbaasd aan. Hij zuchtte: “Tegenwoordig kun je je bestelling bij de afhaalchinees online doen, en ik maakte de fout mijn telefoon aan mijn neefje van tien te geven met de vraag bij de gasten langs te gaan en te vragen wat men lekker vond. Nou, dat deed hij, en hoe, als een volleerde ober nam hij met het mobieltje met daarop de menulijst van de Chinees de bestelling op! Stom natuurlijk, want toen ik de bestelling ging ophalen in de Julianastraat stond daar een grijnzende Chinees al klaar met een steekwagen om een enorme hoeveelheid voedsel in mijn auto te laden. De ‘ober’ had inderdaad alles aangevinkt, wat de gasten ‘wel lekker’ vonden… En ik moest een gigantisch bedrag afrekenen!” Hij keek nu wat minder blij. Ik nam de tasjes met aan en moest toch even lachen. “Zal ik meebetalen, ome Arie?” bood ik nog aan, maar daar wilde hij niks van weten. “Ik eet al een week lang alleen maar Chinees, het begint me aardig de keel uit te hangen. Ik kan er niet op wachten weer eens een lekkere stamppot zuurkool op mijn bord te vinden!”
Bonsai
De rook uit mijn pijp kringelde vredig omhoog de wolkenloze lucht in. Ik zat op het bankje bij de haven te genieten van mijn pensioen en liet de onrust van de wereld aan me voorbijgaan. Van ome Arie was nog geen spoor. Daar hij wel eens vaker wat later was maakte ik me daar ook al geen zorgen over.
Na een kwartiertje kwam hij over de dam langs ‘De oude hoorn’ aanlopen. Met teckel Joseph aan een lijntje. Een mooi gezicht: een klein kwispelstaartend mormel snel trippelend naast de enorme klompen gelijk een kano naast twee Staverse jollen. Het beest deed een poging zijn poot op te lichten voor een plas tegen een boom, maar ome Arie trok hem van dat voornemen af. De eerstvolgende lantaarnpaal werd wel goedgekeurd. Ik verbaasde me hierover nog toen ome Arie me groette door even aan zijn pet te tikken, plaats nam, zijn pijp uit zijn jaszak haalde en deze begon te stoppen. Hij had mijn verbazing opgemerkt: “U zult zich afvragen, waarom Joseph niet tegen bomen mag plassen, meneer Ype…” Dat vroeg ik me inderdaad af. De oude baas stak zijn pijp aan. “De blaadjes komen aan de bomen en dan krijgt Agaath het altijd op haar heupen”. Ik knikte begrijpend, maar snapte er weer eens geen snars van. “Nu is het weer ‘bomenknuffelen’!” “Bomenknuffelen?” herhaalde ik verbaasd. Ik had daar wel eens wat over gehoord, maar het nooit serieus genomen. Ik keek verbaasd beurtelings van ome Arie naar teckel Joseph en zelfs de laatste keek bevestigend en ietwat droevig terug. Ik trok aan mijn pijp in afwachting van het ongetwijfeld sappige vervolg.
“En ijsbaden!” Hij schudde zijn grijze kop. “Daar zou je van afvallen en ze is graatmager!” Dat wist ik, want ik had haar nog niet zolang geleden nog gezien. “Maar die arme Boudewijn moet altijd met haar grillen meedoen. Daar moest wel ellende van komen!” Teckel Joseph had zich onder ons bankje bij de situatie, dat hij niet tegen knuffelobjecten mocht plassen, neergelegd.
“Agaath is razend enthousiast. Ze zegt, dat ze door het contact met de krachtige bomen en het ijskoude water weer helemaal jong wordt…” Hij nam een trek aan zijn pijp en blies de rook weer met zijn ogen dicht uit. “En dan wil ze het liefst vrijen…” Ik keek even verbaasd opzij, onzeker of ik de rest wel wilde horen. “Maar wanneer Boudewijn uit het ijsbad komt, valt er weinig meer te knuffelen met zijn bonsaiboompje!” Ik schoot in de lach. “Ja, lach maar. Ik zit mooi opgescheept met Joseph omdat het stel nu in therapie is!” Hij nam weer een haal. “Ze zitten ergens in een bos. De laatste berichten zijn, dat Agaath op een els is gevallen! Arme Boudewijn, hij schijnt zelf nu het meest op een treurwilg te lijken!” Onder de bank zuchtte teckel Joseph, alsof hij wel ieder woord had begrepen.
Vredespijp
Rugpijn
Knieval
De onophoudelijke stormen en regenbuien hadden de rook-genoegens op ons bankje bij de haven een tijdlang sterk belemmerd, maar gelukkig scheen de zon weer toen ik welgemutst mijn scootertje op zijn standaard trok. Tot mijn verbazing zat ome Arie niet met een pijp of was hij bezig deze te stoppen. Hij rookte een dikke sigaar. “Goeiemorgen, ome Arie! Iets te vieren?” Hij bromde een tegengroet en klonk niet feestelijk. Ik besloot tot een zwijgend stoppen van mijn eigen pijp. “Mijn pijp is gebroken, en mijn pijpenwinkeltje is gesloten…”, bromde hij verder. “Een ramp: een sigaar past niet bij alledag!” Hij bekeek zijn anders altijd zo welkome rookgenot enigszins afkeurend alvorens hij het weer naar zijn mond bracht voor een zuinig trekje. Ik begreep hem wel. Wanneer je je instelt op een sigaar als traktatie is dat heel anders genieten dan wanneer de sigaar slechts dient ter vervanging van je gebruikelijke pijpje. Dus ik knikte en stak met enige aarzeling mijn eigen pijp op, alsof ik bang was hem jaloers te maken. Even bleef het stil. De sluisdeur bij de uitgang van de haven stond weer open na lang gesloten te zijn geweest. Daarachter stroomde onverzettelijk als immer het Spui. Ome Arie blies een O-vormig wolkje de lucht in: “Ik viel op mijn zij, precies aan de kant waar mijn pijp in mijn broekzak zat!” Ik keek hem verschrikt aan: “Je viel? Dan had je in plaats van je pijp ook je heup kunnen breken!” Hij schudde zijn oude boerenkop: “Dat risico was niet zo groot, want ik zat op mijn knieën.” “Op je knieën?” Hij knikte: “Ik zat samen met mijn achterkleinzoon met lego een boerderij te bouwen toen ik per ongeluk met mijn knie op een legosteentje ging zitten!” Hij voelde aan zijn knie, alsof hij de pijn nog kon voelen: “Mijn achterkleinzoon verzuchtte dat ons bouwwerk gelukkig niet beschadigd was…” Ik zweeg.
De dame met de zwarte kousen
Vegetariers
In een onbewaakt ogenblik was ik het huis uitgeslopen. Vanwege de wondroos wellicht niet echt verstandig, maar ik snakte naar een pijpje met ome Arie en liet derhalve mijn bestwil in haar sop gaar koken. Gelukkig zat mijn vriend reeds zijn pijp te stoppen toen ik naderbij strompelde. “Zo, meneer Ype, mag u weer los?”, vroeg hij met een grijns, welke begrip uitstraalde. “Praat me er niet van, ome Arie!”, zuchtte ik, terwijl ik mijn rookgerei tevoorschijn haalde, “praat me er niet van…” Tot mijn verbazing stond de oude baas op en bood me zijn plekkie aan. “Dan kunt u uw been hoog leggen, meneer Ype. Het was toch het rechter?” Hij nam plaats op mijn vertrouwde plekkie. Ik begreep zijn geste: normaal zat hij altijd links van mij, en met mijn rechter been op de bank zou ik dan met mijn rug naar hem toe zitten. Ik legde mijn been op het bankje en zette het stopwerk van mijn pijp voort.
Net toen ik er de brand in stak kwam er een vrouwspersoon met een heel klein hondje voorbij. Ze leek op een boswachter met een groene bodywarmer, een groen dekzeil als rok, een groene trui en een gek hoedje met een veertje er op op haar kop. Ik durfde ome Arie niet aan te kijken. “Zo, en zitten we thuis ook met onze voeten op de bank?!” bitste het monument. We waren met stomheid geslagen. Ze deed me denken aan een lerares Duits, waar ik als kind al zo onder geleden had. Ome Arie deed een poging tot een verklaring: “Hij zit thuis ook met zijn been omhoog, inderdaad…” Hij werd vernietigend aangekeken. Vervolgens kreeg ik er van langs: “Jicht, zeker? Dat krijg je van al dat vlees eten! Wij….” ze wees op het scharminkel aan de andere kant van het touwtje en zichzelf, “Doen daar niet aan mee, wij zijn vegetariër!” Het hondje keek inderdaad behoorlijk besodemietert. Ome Arie blies een wolkje uit en zei tegen mij: “Daarom issie zeker zo klein gebleven !” De dame wilde boos doorlopen, maar het touwtje bleef strak staan: ons vegetarische hondje bolde zijn ruggetje en er kwam een groenige substantie van onder het staartje. De dame pakte een zakje om het hoopje op te ruimen. “Dat is toch zo’n mexicaans hondje, mevrouw, zo’n Chihuahua?” Het klonk verdacht vriendelijk. De boswachter knikte: “Dat klopt, valt me mee, dat je dat weet!” Ome Arie trok nog eens aan zijn pijp: “Dat zie ik, mevrouw!” De dame was inmiddels weer overeind gekomen met het zakje vol groene hoop. Ome Arie wees er met zijn pijp naar: “Dat zie ik aan de uitwerpselen van het dier.” Hij klonk heel stellig. De boswachter keek verbaasd en trok haar ongelukkig vegetarische viervoeter boos mee, toen ome Arie heel droog zijn zin afmaakte: “Kakkemole, mevrouw, pure kakkemole…”