Het ietwat roestige sleepbootje aan de passanten-steiger van ons mooie haventje dissoneerde geenszins met de fraaie herfstkleuren van de bomen. Ik zat samen met ome Arie, genietend van dit uitzicht, mijn pijpje te stoppen. Wij, ook in de herfst van ons leven, pasten ook zeer goed in dit decor. Mijn compaan pafte een wolkje de lucht in. “Vanmorgen weer eens vroeg mijn bed uitgekomen.” zei hij. Ik glimlachte: “Oude tijden herleven.” Ik doelde daarmee op zijn verleden als veeboer. “Inderdaad,” beaamde hij: “Om vijf uur ‘s ochtends koeien melken. Iedere ochtend.” Hij knikte met zijn grijze kop om zijn woorden kracht bij te zetten. “En uiers deden niet aan zondagsrust!” Hij trok aan zijn pijp. “Maar waarom moest je dan vanmorgen zo vroeg je bed uit?”, probeerde ik hem weer bij zijn oorspronkelijke verhaal terug te krijgen. Want ik was natuurlijk vreselijk nieuwsgierig. “Omdat de hulp om 10.00 uur zou komen. De werkster, al mag je ze tegenwoordig niet meer noemen, begreep ik.” Hij trok aan zijn pijp. Ik keek vragend, want ik verwachtte meer. Dit kon niet alles wezen. Hij zuchtte: “Het was voor het eerst, dat er een hulp kwam. Riek wilde er nooit van weten, maar moest nu toch toegeven, dat ze een dagje ouder wordt en sommige dingen haar niet meer zo gemakkelijk afgaan.” Ik knikte begrijpend. Riek was toch ook al in de zeventig. “Maar als die hulp pas om 10.00 uur kwam, hoefde je toch niet zo heel vroeg je bed uit?” Hij keek even opzij: “Dan ken jij Riek nog niet. Die wilde niet, dat die hulp haar een slons zou vinden, dus alles moest spic en span zijn. Geen bruine strepen in de wc, geen dikke stoflaag op de vensterbanken, geen vieze aanrecht, geen moddervoeten op de vloer…” Ik zag het voor me: “Dus jullie hebben vanmorgen vroeg het hele huis gepoetst, omdat Riek zich dan niet voor de werkster hoefde te schamen?” Hij schudde zijn grijze kop: “Nee, dat hebben we gisteren gedaan!” Ik begreep er weer eens niets van: “Maar waarom moest je vanmorgen dan zo vroeg op?” Hij keek een beetje schaapachtig mijn kant op: “Om alles weer een beetje vies te maken, anders zou die dame niks te doen hebben!” Ik schoot in de lach. “Ja, lach maar, ik ben uren bezig geweest om het stof uit de stofzuiger weer fijn te maken en opnieuw te verspreiden!” “Dus je liep dat stof weer op de vensterbanken te gooien?” De oude boer knikte: “Nou gooien. Dat zou opvallen, die vaste dotten stof. Dus eerst voorzichtig uit de stofzuigerzak halen, op een bord fijnmaken, en bij de te bedekken oppervlakken zachtjes blazen. Het moest wel echt lijken, natuurlijk!” “En hoe kreeg je die remsporen weer terug in de plé?” “Dat hoefde niet, dat ging Riek te ver, en daar hadden we bovendien geen tijd meer voor, want we waren precies op tijd klaar!” Ik gierde het uit. “Alleen keek ze wat gek, toen ze het bord met nog wat stofzuigerstof op het aanrecht zag staan. Dat was ik vergeten weg te moffelen!”