Bejaardenzwemmen

De vakanties waren voorbij. De kinderen waren weer naar school. Het was rustig in ons mooie haventje. De passantenplaatsen werden nu bezet door jachtjes met vaak een grijze bemanning. Ome Arie zat van zijn pijp en de rust te genieten, toen ik mijn scootertje achter ons bankje zette. Het was heerlijk weer na enige zeer warme dagen. Ideaal weer om van onze pijpjes te genieten, want er stond ook weinig wind. In de haven gebeurde weinig. Achter ons gebeurde weinig. Slechts wat vrachtwagens die de restaurantjes aan de haven kwamen bevoorraden. We verveelden ons een beetje. “Zou juffrouw Jet (zie verhalen van vorig jaar) nog eens langskomen?” Ome Arie raadde mijn gedachten. Ik trok mijn schouders op. Haar komst zou wel voor wat broodnodige reuring kunnen zorgen. Achter ons stopte een racefiets. “Ha, die ome Arie!”, klonk het joviaal. De aangesprokene keek verbaasd om. Het was zwager Boudewijn. Hij stapte van zijn snel uitziende fiets, zette zijn calimero-helm af en stapte met een klik-klakkend geluid van zijn speciale fietsschoenen op ons af. Hij ging tussen ons in zitten. Het zweet droop van zijn kop. “Zitten is het nieuwe roken!” zei hij. “Ik houd het liever bij het oude roken!”, antwoordde ome Arie. Ik knikte instemmend. De wielrenner duldde echter geen tegenspraak: “Vanmorgen stond nog in de krant, dat bewegen het middel is om dementie te voorkomen!” Hij keek ons beurtelings aan teneinde te controleren of deze ernstige boodschap wel tot ons doordrong. Wij reageerden niet. “Behalve fietsen ga ik ook nog iedere dag zwemmen!” Hij rekte zich triomfantelijk uit. “En ik zie er toch nog goed uit, toch, heren?” Wij durfden hem niet tegen te spreken. Ome Arie wees op zijn eigen minder sportieve fiets: “Ik fiets ook nog…” De sportieveling keek minachtend naar de elektrische fiets van mijn vriend. “Wat zie ik onder die bagagedrager? Accuutje?” De boodschap was duidelijk. En mijn scootertje was zeker geen afdoend wapen tegen de dementie. “Ik ben ook ooit gaan zwemmen om wat aan mijn conditie te doen!”, zei ome Arie. Zowel Boudewijn als ik keken verbaasd zijn kant op. “Maar dat was geen succes…” Hij stampte de tabak in zijn pijp aan met een speciaal pijpenstampertje. “Ik had speciaal een ruime zwembroek gekocht, want ik gebruik iets in mijn ondergoed tegen het nalekken. Dat hebben oude mannen nou eenmaal!” Ik keek hem verbaasd aan. Hij knipoogde. “En ik heb altijd geleerd, dat je niet in het zwembad mag plassen, dus ik had dat ook in mijn zwembroek…” We begrepen hem. Hij stak zijn gedoofde pijp weer aan. “Dat was geen goed idee, want toen ik het water uitkwam, hing die zwembroek op mijn knieën en het zwembad moest worden bijgevuld!” Ik schoot in de lach. Zwager Boudewijn stond op, deed zijn helm op en stapte op zijn fiets met de woorden: “Neem een ander in de maling!”