Schipperen

Na een paar hete dagen was het wat koeler. Ome Arie zat zijn pijp al aan te steken toen ik mijn scootertje achter ons bankje aan de haven stalde. In de haven waren een paar jochies druk bezig met een bootje met een aanhangmotor. Ze hadden aan de boeg ook een klein, zo te zien elektromotortje gefabriekt, als een soort boegschroef, en waren bezig steeds aan- en afvaarten te doen. Een vader stond naast ons trots toe te kijken. “Zo leren ze met een boegschroef om te gaan!” Hij glom. Ik vroeg me af of het noodzakelijk was om dit te oefenen, maar hield mijn mond. Ook ome Arie leek met deze stomheid geslagen. Ik stopte mijn pijp. De vader wees op een pompeus motorjacht: “Dan kan hij later dat fraais ook besturen!” Wederom zwegen wij in alle talen. De man verwijderde zich van ons. Mogelijk begreep hij ons onbegrip. Hij wandelde terug naar zijn ‘fraais’. “Vorige week was ik met mijn campertje in Makkum,” zei ik, mijn pijp aanstekend, “Daar kwam een kitsgetuigde (2 masten, de kleinere achterste mast vóór het roer geplaatst) klipperaak binnen. Deze draaide kort voor de kade, waarbij het zijzwaard als spil gebruikt werd, en meerde zonder enig misbaar en boegschroef aan. Bemanning: een schipper en zijn vrouw. Meer niet.” Ome Arie knikte. “Kijk, daar kan ik van genieten!” besloot ik. De jochies waren inmiddels aan het tobben: Het boegschroefje weigerde dienst. Ze waren allebei voor in het bootje bezig met allerlei draadjes, terwijl de ‘hoofdmotor’ rustig door maalde. De beste stuurman aan wal riep nog van alles, maar zijn geschreeuw kon niet voorkomen, dat het stuurloze scheepje zich met redelijke snelheid in zijn ‘fraais’ boorde. Ome Arie kreeg, net als ik, een beetje gemeen grijnsje op zijn gezicht.