Traplift

Nu de ergste warmte weer voorbij was, trof ik ome Arie weer op zijn vertrouwde plek op ‘ons’ bankje aan het pittoreske haventje van ons dorp. Hij zat met zijn pet op de ‘tevreden’-stand zijn pijpje te stoppen. Het had ‘s ochtends nog geregend en de lucht rook heerlijk fris. Er lagen wat passanten in de haven. De uitbaters van de terrasjes op de kade waren druk doende met het bedienen van gasten. Uit een protserig jacht klonk muziek, maar gelukkig niet erg hard. Ik ging naast mijn vriend zitten, groette hem en pakte mijn lievelings-pijp. (Inderdaad, de ene pijp rookt beter dan de andere!) Het was bewolkt met af en toe een zonnetje. We staken onze pijpjes aan De wind deed de rook als een dun wit streepje opzij vliegen. We waren tevreden tot onze rust ruw verstoord werd door het koebelgeluid van het mobieltje van ome Arie. Onze gepensioneerde veeboer wist redelijk snel zijn telefoontje ergens uit een zak te toveren. Tot mijn verbazing nam hij met een geroutineerd gebaar op: “Arie!” Meer niet. Alleen maar: “Arie!” Ik vond het wel amusant. Hij hoorde de beller geduldig aan, knikte af en toe, beantwoordde, zo te horen allerlei vragen (“78 jaar” “getrouwd” “traplopen gaat moeilijk, vooral voor mijn vrouw”), knikte weer, zei af en toe: “ja” of “inderdaad” en sloot met een vriendelijk “Goedemiddag!” het gesprek af. Hij stak zijn inmiddels gedoofde pijp weer op. Ik keek nieuwsgierig zijn kant op. Hij had een brede grijns op zijn gezicht. “Die dame heeft me al zo vaak gebeld, dat ik haar nu maar haar zin heb gegeven..” Mijn gezicht was nog een groot vraagteken. “Ze komt vrijblijvend bij ons langs om een offerte te maken voor een traplift!” Ik schoot nu ook in de lach: “Maar, ome Arie, je woont in een appartement. Je hebt helemaal geen trap!” De oude baas keek mijn kant op: “Daar heeft ze niet naar gevraagd…” Vervolgens keek hij weer voor zich uit, blies een wolkje uit en mompelde: “Dan moeten ze maar gewoon met rust laten, wanneer ik dat vraag!”