Het waaide stevig, hetgeen voor pijprokers niet bepaald gunstig is. De tabak waait uit je pijp en de tabak brandt te snel op.
Toch hadden ome Arie en ik het er op gewaagd onze rookwortel (pijpen zijn gemaakt van Bruyere, wortelhout.) op te steken.
Vlakbij ons lag een fraai scheepje in een vrije box. Een blank houten Staverse jol. Een klassieke rondbodem met een lange kiel, waardoor, in tegenstelling tot andere rond- of platbodems, geen zijzwaarden nodig waren.
“Mooi bootje!”, kon ook ome Arie het uitzicht waarderen. Ik deelde mijn bovenstaande kennis met hem. “Ziet er lomp uit, maar is goede zeiler en door het ontbreken van zijzwaarden gemakkelijk alleen te zeilen.”
Uit het kleine kajuitje kwam een aanzienlijk (aanzienlijk in de lengte, minder in de breedte) vrouwspersoon tevoorschijn: “Meneer heeft er verstand van?” Ze klonk vriendelijk. Ze pakte een zakje, klom aan de wal om zich bij ons op het bankje te voegen. Ome Arie keek iets verbaasd. Deze verbazing nam behoorlijk toe, toen de wat oudere dame met ietwat vlassig lang grijs haar en gehuld in een lange bloemetjesjurk, type overjarige hippie, uit het zakje een pijp en tabak haalde. Ze stopte het kromme pijpje met tabak uit het zakje en stak het op. Ome Arie kreeg net als ik een glimlach op zijn gezicht.
Na een paar ‘opstartwolkjes’ nam ze haar pijp uit haar mond en wees naar het scheepje: “We hebben een haat-liefde verhouding. ’s Winters haat ik haar, wanneer ik haar moet schilderen, ’s zomers houd ik van haar, wanneer ik haar mag zeilen!” Wij knikten begrijpend. “Koop een boot en werk je dood…”, zei ome Arie. Een bekende zegswijze. We bliezen gedrieën simultaan een wolkje uit. “Hoe heet ze?”, vroeg ik, eigenlijk meer benieuwd naar de naam van haar dan van haar schip. “Dolle Mina!” Ze trok aan haar pijp. “En ik ben Jet!” Ze keek ome Arie aan. “Ome Arie,” zei deze, en, bijna verontschuldigend: “iedereen noemt me ome Arie. En dat is meneer Ype.” Hij wees met zijn pijp mijn kant op. “Noemen jullie mij dan maar ‘juffrouw Jet”, lachte ze een warme lach.
Zo rookten we gedrieën onze pijp, waarbij mij opviel, dat de pijptabak van Juffrouw Jet een wat ander aroma had dan de onze.
“Jullie ook koffie?”, vroeg ze na een kwartiertje. Ze wachtte ons antwoord niet af. Na enige tijd hoorden we het gefluit van een heuse fluitketel. Vervolgens kwam er een heerlijke koffiegeur ons tegemoet.
Niet veel later genoten we van de verse koffie. Juffrouw Jet verontschuldigde zich nog, dat ze er niks te snoepen bij had, maar wij misten niks. Gewoon verse koffie en een lekker pijpje is genoeg. En genoeg is genoeg.