Herfstblad

En weer was het herfst. Ome Arie was druk bezig ‘ons’ bankje bij het stille haventje van ons dorp vrij te maken van gevallen bladeren toen ik mijn autootje op de invalidenplek aan de zijde van de Gebo parkeerde. Ik had inmiddels een techniek ontwikkeld waarmee ik ook kon opstaan van gemeente-meubilair zonder leuningen: Met mijn kruk tussen mijn benen, liefst iets schuin naar achteren neergezet, mezelf langs het loophulpmiddel omhoog werkend als een volleerd paaldanser. Al zag het er wellicht wat minder volleerd uit. Toen ik ome Arie bedoelde techniek voor het eerst had gedemonstreerd had hij even gezwegen, een wolkje rook uitgeblazen en iets gebromd in de trant van: “Zo kan het natuurlijk ook…”
Terwijl we onze pijpjes stopten was een bejaarde botenbezitter lawaaierig in de weer met een enorme bladblazer. Ieder blaadje op zijn jacht moest wijken voor het geweld. Hij blies een deel van de herfst-oogst in de haven, maar een groot deel schaamteloos over het buurschip. Toen hij klaar was bekeek hij uiterst tevreden het resultaat, rolde het elektriciteitssnoer van het apparaat op en verliet al neuriënd het akelig witte vaartuig. “Het is net, of het merendeel van de vallende bladeren juist op míjn boot moet vallen!” zei hij nog in het voorbijlopen. Hij groette vriendelijk toen hij zijn been over de achterkant van zijn fiets zwaaide en wegfietste. Toen hij de hoek om was schudde ome Arie het grijze wijze hoofd: “Zinloos werk, binnen de kortste keren ligt dat ding weer helemaal vol!” Ik schudde semi-wijs met hem mee, niet wetende, dat deze keren wel héél kort zouden blijken te zijn, want nog geen kwartier later begon de inmiddels gearriveerde, eveneens op leeftijd zijnde kapitein van het buurschip, op zijn beurt zíjn bezit met een enorme bladblazer schoon te blazen. Een deel van het herfstblad belandde in de haven, maar het grootste deel ging per kerende blaas terug naar haar oorspronkelijke landingsplaats: het akelig witte jacht!
Ome Arie drukte met een klein stampertje en een glimlach de tabak in zijn pijp wat aan, en ook ik kon de lol er wel van inzien.