Scheidsrechter

Het was me nooit eerder opgevallen, maar ‘ons’ bankje bij het prachtige haventje van Oud-Beijerland bleek uitermate ongeschikt voor revaliderende heup-patiënten. Te laag en niet voorzien van armleuningen of andere hulpmiddelen om vanuit zittende houding weer tot stand te komen. Ik zag het pas, toen ik er langs gereden werd. Van ome Arie was geen spoor te bekennen, maar wellicht lag dat aan het slechte weer. Mijn lief wilde al weer doorrijden, toen ik ome Arie’s fiets zag staan. “Stop!”, riep ik, en ze stond gelijk bovenop de rem. Geschrokken keek ze alle kanten op, maar er dreigde nergens gevaar. “Ome Arie zit in Barona!”, wees ik naar zijn fiets. “Dan hoef je me toch niet zo te laten schrikken!?” Ik verontschuldigde me, stapte uit en strompelde met één kruk ‘de stoep’ op naar ons stamcafe.
Toen ik het etablissement betrad zat ome Arie aan de bar net zijn snor in een overdadig dikke roomkraag te dopen, welke juist boven zijn goudgele chocomel-mok uitstak. Hij groette me enthousiast en hielp me plaats te nemen op de barkruk naast de zijne. Al gauw was ik ook van een warme chocomel met slagroom voorzien. Ook het daarbij vanzelfsprekende appelgebak ontbrak niet.
Het was niet druk in de door ons gefrequenteerde uitspanning. Achter in de hoek zat een rollator-stel aan de koffie en een man met puntschoenen zat druk te laptoppen.
Er kwam een wat miezerig grijs mannetje binnen. Nadat hij zijn druipende paraplu bij de buitendeur had achtergelaten ging hij twee barkrukken verderop zitten en bestelde een gewone koffie. Op de vraag of hij er wellicht ook appelgebak bij wilde hief hij afwerend zijn rechterhand: “Nee, dank u, mijn leefstijl als sportman staat zulks niet toe!” Ome Arie keek me verbaasd aan en ik keek ome Arie verbaasd aan. Het mannetje zag dit en legde uit: “Iedere zaterdag en soms ook nog op zondag moet ik er staan: topfit!” De verbazing werd hierdoor niet weggenomen. “BONDS-scheidsrechter, heren!” De uitbater mompelde: “Zozo, een echte bonds-scheidsrechter…” en zette de gewone koffie voor hem neer. Het mannetje prepareerde de bak troost naar zijn smaak met anderhalf suikerklontje (Echt waar: ome Arie en ik keken met open mond hoe hij een suikerklontje in tweeën brak!) en nam, met zijn ogen dicht, een klein slokje en vervolgens het woord weer: “Inderdaad! En daarvoor moet ik op mijn dieet letten en train ik dagelijks!” Opeens leek hij minder miezerig. Ik durfde haast geen hap van mijn appeltaart meer te nemen. Ook ome Arie leek onder de indruk. “Hardlopen natuurlijk, en naar de sportschool! Maar daarbij ook werken aan de appearance!” Wij keken nu nog verbaasder. Hij nam weer een slokje. “Wanneer je soms die jonge gasten hoort fluiten: echt een aanfluiting!” Hij vond deze woordgrap zelf zeer geslaagd. “Echt, heren, zo’n kereltje met zo’n slap fluitje maakt echt geen indruk op het veld.” Wij deden of we het begrepen. “Dat kun je oefenen. Gewoon de lippen stijf om de fluit en goed blazen. ‘Stijf’ fluiten noem ik dat!” Ik durfde ome Arie niet aan te kijken. “Daar ga ik speciaal voor naar een afgelegen plek in het bos, want mijn vrouw wilde mijn snerpend geluid niet meer in huis hebben. Vanwege de buren!” Ik nam een voorzichtig hapje van mijn appeltaart.
“Ze is hiernaast,” wees onze referee naar de muur welke de afscheiding vormde met de naast de Heeren gevestigde lingeriewinkel; “Bij de Hunkermuller, bh’s passen. Ik mag daar niet meer naar binnen.” Ik glimlachte verdekt om de verbastering van de merknaam Hunkemöller. “Ik werd weggestuurd, omdat ik de vorige keer in een pashok voor die mooie grote spiegel mijn kaart-trekken stond te oefenen.” Ome Arie schoot nu in de lach. “Ja, lach maar, maar ook het trekken van de gele of rode kaart is geen sinecure. Dat dient resoluut en met gestrekte arm te worden gedaan. De gele kaart onder een hoek van ongeveer 45 graden, maar de rode kaart duidelijk hoger. Om de ernst van het vergrijp beter tot zijn recht te laten komen!” De deur van het etablissement ging open. Een forse dame die de gehele deuropening vulde riep met een bitse stem, welke duidelijk geen tegenspraak duldde: “Kom!” Het mannetje kromp weer ineen tot zijn doordeweekse proporties. Hij dronk haastig zijn koffiekopje leeg en wilde weglopen. De waard floot hem terug: “Nog wel even afrekenen, scheids!”