Hoorapparaat

Het was al even geleden, dat ik in de haven was geweest en daar Ome Arie had gezien. Hij leek blij me weer te zien: “Goeiemorgen, meneer Ype, tijd niet gezien. Toch niet ziek geweest?” Zelfs de naast ‘ons’ bankje liggende teckel Joseph kwispelde even begroetend. “Gelukkig niet, ome Arie. Gewoon druk met van alles!” Hij knikte quasi-begrijpend en stak zijn pijp op. Ik volgde zijn voorbeeld en we snoven de voorjaarslucht vermengd met de fijne melange uit onze pijpen genietend op. Toen zag ik het: een minuscuul, maar wel goed zichtbaar slangetje in zijn oor. Het was me nooit opgevallen, dus stomverbaasd vroeg ik: “Sinds wanneer heb je een hoorapparaat, ome Arie?” Er kwam een brede grijns op zijn verweerde kop: “Sinds een paar dagen!” Hij draaide zijn hoofd om ook zijn andere oor te tonen. Heel gelukkig. “Ik kan het iedere man aanraden!” “Maar ik heb nooit gemerkt dat je gehoor minder was?” Ik was oprecht verbaasd. “Daar is ook geen sprake van!” De grijns groeide. Zoals zo vaak had hij me volledig sprakeloos gekregen. “Het is hèt hulpmiddel voor een goed huwelijk. Ik had het jaren eerder moeten aanschaffen!” De sprakeloosheid bleef. Om het effect te versterken trok ome Arie aan zijn pijp. “Begrijp me goed, meneer Ype, ik ben echt nog steeds gek op mijn Riek,” Weer een trek en een enorme rookwolk als gevolg. Toen kwam de onvermijdelijke ‘maar’: “maar in haar familie mochten vrouwen nooit ergens over meepraten. En Riek heeft de neiging het zwijgen van tientallen generaties vrouwen vóór haar in haar eentje te compenseren!” Ik schoot in de lach om deze typische ‘ome-Arie’ opmerking. “Daar hoor ik veel mannen over klagen…” antwoordde ik, “maar wat heeft dat hoorapparaat daarmee te maken?” Ome Arie keek samenzweerderig om zich heen en fluisterde, ondanks de onmogelijkheid, dat iemand hem zou kunnen horen: “Er zitten helemaal geen batterijen in!” En leunde weer zelfgenoegzaam achterover. Ik begreep hem totaal niet en keek waarschijnlijk erg dom. Ome Arie boog weer voorover: “wanneer ik nu niet of verkeerd antwoord op dat geklets van haar wordt ze niet boos, zoals vroeger, maar gaat ze zoeken naar nieuwe batterijtjes en wanneer ze deze niet kan vinden zet ze ‘nieuwe batterijen voor Arie’ op het boodschappenlijstje.” Tevreden zakte hij weer achterover: “En ik heb de rest van de avond rust!” “Maar waarom kan ze die batterijtjes dan niet vinden en haalt ze er niet gelijk een heleboel?” Ik was oprecht verbaasd. “Die gooi ik weg of ik verdonkeremaan ze. En als ze er naar vraagt schud ik mijn hoofd en mopper, dat die ziekenfonds-apparaatjes batterijen vreten…”