Het waaide nog steeds behoorlijk. Daarom was ik niet verbaasd de ‘Dolle Mina’ van juffrouw Jet nog te zien liggen in ons mooie haventje. Ome Arie was er ook. Hij zat zijn pijpje te stoppen. Van juffrouw Jet geen spoor. Ook ome Arie’s fiets ontbrak. “Goeiemorgen, meneer Ype!” sprak onze gepensioneerde veehouder, “Juffrouw Jet is even op mijn fiets naar de benzinepomp om diesel voor haar boot te halen!” Ik knikte begrijpend en ging naast hem mijn pijp zitten stoppen. Niet veel later zaten we, als immer, van onze slechte leefwijze te genieten.
Aan boord van de fraaie Staverse jol verscheen een kat bovendeks. Een slank dier met een typische grijsblauwe kleur. “Een blauwe rus.” wist ome Arie. “Zijn niet alle russen blauw?”, trachtte ik grappig te zijn. De kattenkenner glimlachte beleefd. Het dier bewoog behoedzaam over het gangboord naar voren om vervolgens met een bekeken sprong op de giek te springen en van daaruit op het opgebonden grootzeil om zich daar heerlijk te installeren. Ze keek ons even neerbuigend aan en begon zich, balancerend op de smalle rol zeil, te wassen. Zoals katten zich plegen te wassen.
Op het Spui passeerde een lelijk snel motorjacht, die een grote hekgolf achterliet. Wij zagen bezorgd hoe de hekgolf onrust veroorzaakte in ons haventje. Masten gingen heen en weer. Gelukkig lag de ‘Dolle Mina’ met haar kop naar de golf toe, dus kostte het de kat weinig moeite haar evenwicht te bewaren. We zaten zo gespannen naar dit schouwspel te kijken, dat we niet eens merkten, dat juffrouw Jet inmiddels was teruggekeerd met een volle jerrycan diesel. Ze zette de brandstof aan boord en een ketel water op. Tenminste, dat nam ik aan, daar niet veel later het fluitje van de fluitketel een bak koffie aankondigde. De kat had direct bij aankomst van juffrouw Jet haar plek verlaten. Ze had haar baasje met een goedkeurend “miauw” begroet, waarna ze juffrouw Jet met de staart recht omhoog naar beneden de kajuit in volgde.
De koffie smaakte weer prima. Ome Arie had in zijn fietstas tompoucen meegenomen. Geplet door de jerrycan diesel waren deze niet meer echt in de originele staat, maar ze smaakten er niet minder om. Tevreden staken we na de traktatie onze pijpen weer aan.
Inmiddels was er een foeilelijk polyester kajuitjacht ons haventje veel te hard binnengevaren. “Tupperware-bak…” mompelde ik. De anderen knikten beamend. Het wanstaltige geval meerde met veel misbaar van kopschroef en brullend motorgeweld af aan de passantensteiger recht tegenover ons. Nadat de motor eindelijk het zwijgen was opgelegd keerde de rust weer enigszins terug in ons mooie haventje. Maar niet voor lang. Een luid geblaf verstoorde andermaal onze rust. We zuchtten simultaan een diepe zucht. “POETIN, AF!!” brulde kapitein Plastic. Het werd weer stil. “Poetin?”, fluisterde juffrouw Jet, “wat voor figuur noemt zijn hond nou Poetin?” Wij trokken onze schouders op.
De kat kwam ook nieuwsgierig weer bovendeks kijken. Ze liep onze kant op, schuurde haar rug even tegen onze benen om vervolgens ongegeneerd op haar zij vóór ons op de kade te gaan liggen. Dat duurde maar kort, want Poetin had haar opgemerkt. Het beest, type Dobermann, was van boord gesprongen, rond het haventje gerend om vervolgens bloeddorstig kwijlend op de kat van juffrouw Jet af te galopperen. Deze reageerde vrij laconiek. Ze stond op, rekte zich eerst even doodkalm uit, sprong vervolgens vanaf de kade op de steiger en van de steiger op de Staverse jol. Aan de overkant sprong de eigenaar van de hond op de kade, luid “Poetin hier, Poetin af!”, schreeuwend. Maar de opperste sovjet luisterde niet. Hij draafde volkomen door en sprong van de kade op de steiger. Deze bleek echter te smal voor zijn remweg, zodat de kwade bedoelingen van de sukkel met een luide plons eindigden in het water, net naast de ‘Dolle Mina’. “Nu is het een dobber-man”, zei ome Arie. Daar konden wij wel om lachen. Het baasje van de zeehond niet. “Rotkat!”, was zijn reactie, terwijl hij de afgekoelde aggressor aan diens halsband op de steiger trok. Altijd een ander de schuld geven. De onfortuinlijke Poetin schudde zich uit en droop af, aan de riem voortgesleurd door zijn, nu ook natte, baasje. Wij hadden de grootste lol. De kat zat inmiddels weer op haar plekje op het zeil zich ietwat arrogant te wassen.
Nadat we uitgelachen waren, vroeg ome Arie: “Hoe heet die kat eigenlijk?” Juffrouw Jet dacht even na: “Ze had eigenlijk nog niet echt een naam. Ze is een paar weken geleden opeens aan komen lopen. Ik heb navraag gedaan, maar ze werd door niemand gemist. We passen wel bij elkaar!” Ik mengde me in het gesprek: “Dan weet ik wel een naam…” Ome Arie en juffrouw Jet keken me vragend aan. Gniffelend zei ik: “Riot!” Juffrouw Jet lachte, ome Arie keek niet begrijpend. “Dat betekent ‘relschoppen’ of ‘oproer kraaien’!” Ome Arie keek nog steeds niet begrijpend. Juffrouw Jet begreep me wel: “Pussy Riot, die russische meidenband, die anti Poetin is, en daarom zelfs vervold werd!” Ik knikte. Ome Arie lachte nu ook: “Natuurlijk!”